De brancheorganisaties stellen dat een gefaseerde en risico-gestuurde aanpak het uitgangspunt moet zijn. Dit draagt bij aan het behalen van de gewenste doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2027. “Focus op KRW-probleemstoffen maar heb ook oog voor de stoffen die door hun eigenschappen onwenselijk voor het aquatisch milieu zijn “, lichten Roy Tummers, directeur Water bij de VEMW, en Lotte Stoppelenburg, beleidsadviseur Milieu bij de VNCI, toe.

 

Standpunt

Beide organisaties brachten onlangs een standpunt over de Kaderrichtlijn Water uit. Hierin onderschrijven ze het belang van een goede waterkwaliteit en de samenwerking met de overheid en andere sectoren voor het behalen van de KRW-doelen. Het actualiseren van verouderde lozingsvergunningen staat hoog op de agenda, maar dat blijkt in de praktijk veel tijd in beslag te nemen. Zo gaf minister Harbers van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in juni vorig jaar tijdens een debat  in de Tweede Kamer aan dat Rijkswaterstaat 200 van de 800 vergunningen had bezien.  

 

Nooit herzien

Toenmalig Kamerlid Van Esch van de Partij voor de Dieren wees tijdens het overleg op een rondetafelgesprek met Rijkswaterstaat. De ambtenaren gaven aan dat ze vergunningen bekijken die soms al 40 jaar oud zijn en in de tussentijd nooit zijn herzien. Van Esch had eerder voorgesteld om alle vergunningen tijdelijk te maken, maar dat was volgens Harbers geen optie. Ook oude vergunningen kunnen volgens de minister nog adequaat zijn als er in de regelgeving niets is gewijzigd.

 

License to operate

Volgens Tummers is nu een derde van de vergunningen bezien. Hij benadrukt dat er voor het actualiseren van de lozingsvergunningen voldoende capaciteit en deskundigheid nodig is bij de waterkwaliteitsbeheerders. Stoppelenburg voegt hieraan toe dat er samen met de lidbedrijven wordt nagegaan of de huidige lozingsvergunningen al voldoen aan de KRW-normen, onder meer voor de 42 stoffen uit het landelijke KRW-actieprogramma bedrijfsleven. “Als er toch sprake is van overschrijdingen, onderzoeken we samen hoe ze de lozingen van deze overschrijdingen kunnen verminderen. Schoon en veilig water is immers een eerste levensbehoefte. Oók voor de industrie.”

 

Voldoende middelen

VEMW en VNCI vragen aan de overheid om voldoende middelen vrij te maken, ook voor een snellere, efficiëntere afleiding van normen voor stoffen. Daarnaast is er meer duidelijkheid nodig over de omgang met stofnormen die onder de detectiegrens liggen voor analyseapparatuur. Bedrijven hebben moeite om de stoffen daadwerkelijk te kunnen meten in hun effluent. Dat geldt voor een groot deel van de stoffen uit de Richtlijn prioritaire stoffen die ze niet KRW-proof kunnen meten. Dat wil zeggen dat de norm lager is dan de detectiegrens van de stof, waardoor zowel waterschappen als bedrijven niet met zekerheid kunnen zeggen of ze aan de norm voldoen. Dit is een landelijk probleem.

 

Actieprogramma

Het bedrijfsleven heeft samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het landelijk ‘KRW Actieprogramma chemische stoffen bedrijfsleven’  opgesteld. In dit actieprogramma wordt het accent gelegd op 42 KRW-probleemstoffen, een mix van bestrijdingsmiddelen, zware metalen en industrie chemicaliën. Van de 42 meest problematische stoffen vallen met name de bestrijdingsmiddelen op. Daarvoor is de landbouw aan zet en deze sector heeft wellicht nog een grotere opgave dan de industrie, stelt Tummers die verder geen zicht heeft op de voortgang van de maatregelen van de landbouw. Het actieprogramma stelt verder voor om de kennis voor het beoordelen en verlenen van vergunningen te bundelen. Denk aan een paar regionale vergunningenteams uit de hoek van de overheid en het bedrijfsleven.

 

Diffuse bronnen

De brancheorganisaties stellen dat er terecht veel aandacht is voor industriële stoffen. Diffuse bronnen, zoals de landbouw en het verkeer, zorgen ook voor veel waterkwalititeitsproblemen, benadrukken VEMW en VNCI. Daarom is er meer aandacht nodig voor de aanpak. “De puntbronnen hebben een adres en zijn nu eenmaal makkelijker aan te pakken”, zegt Tummers. “De overheid moet ervoor waken om deze diffuse bronnen niet uit het oog te verliezen. Hoe precies laat ik graag over aan de specialisten.”

 

One-out- all-out

Verder leidt het ‘one-out-all-out’-principe volgens beide organisaties tot een onvolledig beeld van het resultaat van verbetermaatregelen. Het betekent dat als een waterlichaam voor één chemische stofparameter niet voldoende scoort, de eindscore van het hele waterlichaam ‘rood’ is. Begrijpelijk want de aanwezigheid van één stof kan bijvoorbeeld fataal zijn voor sommige vissoorten.

 

Demotiverend

Tummers en Stoppelenburg stellen dat de waterkwaliteit de afgelopen jaren wel degelijk is verbeterd en dat het principe de vooruitgang niet goed in beeld brengt. “Dat werkt bijzonder demotiverend voor de publieke en private organisaties, zoals het ministerie, waterkwaliteitsbeheerders en bedrijven, die eraan werken om de waterkwaliteit te verbeteren. Want we moeten de resultaten goed kunnen zien. Zo kunnen we ook eenvoudiger bijsturen”, aldus Tummers.

 

Klik hier voor het originele artikel